Kedengkedeng, kedengkedeng, kedengkedeng, kedengkedeng, Kedengkedeng, kedengkedeng, oeh hoe. Kedengkedeng, kedengkedeng, kedengkedeng, kedengkedeng, Kedengkedeng, kedengkedeng, oeh hoe.
1 En spoor schieten onder mij door. Ik ben op weg jou, want ik ben weg van jou. Vanochtend vroeg vertrokken in de luwte na de en tien minuten op de gewacht. Want die had wat mijn God daar baal ik van omdat ik nu minuten minder bij je blijven kan.
2 Ik zit in een coup niet-roken klas. Heb de hele bank mij alleen. De komt langs: voeten van de bank. Hij vraagd mijn kaart ga je heen. Nou ik ga m'n lief toe is dit de goede trein. Hij zegt: Het staat niet op je maar ik weet waar jij zijn.
3 De trein almaar verder van station naar station. Ik kom op plaatsen waar ik ben geweest. Er rammelt plots een kar roept een Koffie, thee. Ik heb wel toch zeg ik nee. Want de trein vaart terwijl mijn hart sneller gaat. Ik uit het raam om te zien of zij daar staat.
4 Ik stap uit kijk om me heen, even ik mij alleen ik zie haar niet staan. Maar vanachter een pilaar verschijn haar gezicht. Voor mijn gevoel lijkt alles te gaan. En ik ren op af zij komt mij tegemoet. En achter ons de trein, omdat de trein nou verder moet.
(2x)
5 En ik blijf bij jou want jij bij het spoor en 's nachts gaat het door.